Voor een blik in de geschiedenis van de Weerter industrie duiken we deze keer in de historie van LIMCO, later bekend onder de naam COVECO en DUMECO. Iedereen in Weert heeft wel een familielid dat deze organisatie kent, al is het maar vanwege de grote, rode blikken Frankfurter Knakworsten. De slachtveecentrale, die in zijn glorietijd aan meer dan tweehonderd mensen werk verschaft, bereikt helaas nooit zijn volle potentie. De financiële resultaten blijven beneden de maat en het bedrijf beleeft de ene fusie na de andere. Bèr Tobben (78) haalt herinneringen op aan de werkgever waarbij hij als zestienjarige zijn loopbaan start en vervolgens op zestigjarige leeftijd afsluit.
Door samenvoeging met de Limburgse Land- en Tuinbouw Bond (LLTB) worden de streekeigene verkoopverenigingen in 1939 verenigd in slachtveecentrale LIMCO (voorheen slachterij Meeuwis), gevestigd aan de Parallelweg. Midden jaren vijftig wordt in het verlengde van dit pand nieuwbouw gerealiseerd (richting de Molenveldstraat ), waardoor een bedrijfsgebouw ontstaat dat vanwege de inrichting uniek is voor Limburg. In het voorste gedeelte bevindt zich bovendien een winkel waar vers vlees te koop is. “Voor die tijd een bijzonder fenomeen, ’s ochtends stonden mensen vaak in de rij voor onder meer verse knakworsten”, herinnert zich Bèr.
Opgroeien in de Limburgse coöperatie
Als tienjarige jongen voetbalt hij samen met buurtgenoten dagelijks in de wei van ‘de Limco’, waar de koeien al grazend hun laatste dag op aarde slijten. Hij groeit praktisch op in de Limburgse coöperatie, waar zijn vader hoofdportier is. Zijn broers, Giel en Harrie, werken er eveneens, respectievelijk als slachter en portier/beveiliger. “Door een akkefietje op school moest ik stoppen met de mulo en ging als jongste bediende ook aan de slag bij de vleesverwerker”, vertelt de geboren en getogen Weerternaar. “Na twee maanden hield ik het op kantoor voor gezien. De eerste secretaris – meneer Biemans voor mij – wist dat ik liever in de fabriek werkte en regelde daar een baantje voor me. In een jaar tijd heb ik ontzettend veel geleerd over rundvleesvoorziening en werd bevoegd tot weger geslachte varkens en runderen; een verantwoorde taak die streng gecontroleerd werd.”
Hij koestert mooie herinneringen aan J.J. Biemans die tot aan het einde van zijn carrière (1960) een van de belangrijkste mannen binnen het bedrijf blijft. “Hij regelde alles. Het was altijd spannend als je bij hem op kantoor moest komen. Je kreeg ze dan of flink op je donder of je had een goede prestatie geleverd waarvoor hij je bedankte met een persoon-lijke attentie.”
De beste studenten van het land
Dankzij deze ‘grote’ man gaat Bèr in de avonduren een cursus arbeidswetkennis volgen aan de Gewestelijke Sociale School. Hij volgt tevens opleidingen in Eindhoven om het diploma industrieslager te behalen. “Sjra van Mierlo, ook werkzaam bij LIMCO, was de beste van Nederland en ik kwam vlak na hem als tweede uit de bus. Het bedrijf was apetrots op zijn twee jongens – beiden onder twintig jaar – de beste examenkandidaten van het hele land. We kwamen met foto in de krant en werden overspoeld met reacties.”
Vlak hierna krijgt Bèr (inmiddels afdelingschef in de snijkamer) via personeelschef Piet Corten de kans om binnen de organisatie het Leerlingstelsel Vakopleiding Industrieslager te ontwikkelen. “Met dat initiatief gooiden we hoge ogen in de vleesverwerkende industrie, het was zeer vooruitstrevend en bedoeld om nieuwe aanwas aan te trekken.”
Nieuwe doelstellingen
“In feite was de organisatie altijd innovatief”, vindt hij achteraf gezien. “De nieuwbouw was voorzien van een kwalitatief hoogstaand machinepark, dat voldeed aan de strenge Amerikaanse eisen om vlees te kunnen leveren aan the US Army. Alleen is die nieuwbouw amper in gebruik geweest. Er ontstond brand. Dit bood wel weer mogelijkheden voor nieuwe doelstellingen, waaronder uitbreiding van de worstfabriek”, weet hij. “Tijdens de renovatie kwam in het souterrain een archief en een laboratorium voor kwaliteits- en bacteriologische controle. Piet Dekkers, een pionier in productontwikkeling, zwaaide hier de scepter. Ook kwamen in die periode de eerste dames op de loonlijst van de fabriek. Zij hingen knakworsten op de stok voor in de rookkast en verzorgden het fijnere werk op de hamafdeling en bij inpakwerkzaamheden.”
We schrijven dan eind jaren vijftig, een succesvolle tijd voor LIMCO. Het personeelsbestand groeit van 150 naar ruim 220 medewerkers, verdeeld over de worstfabriek, hamafdeling, slachterij, uitsnijderij, expeditie, technische dienst en het kantoor. “We namen mensen aan uit de grensstreken en haalden de eerste arbeidsmigranten uit onder andere Marokko en Spanje, omdat we kampten met personeelstekorten. De toekomst leek rooskleurig”, verzucht de man die het bedrijf nog altijd een warm hart toedraagt. “Alles verliep voorspoedig tot ‘het gedwongen huwelijk’ met NV Engroslachterij Welling.”
Het gedwongen huwelijk
Welling is een ervaren vleeswarenfabrikant uit de Achterhoek en de twee ondernemingen beconcurreerden elkaar voortdurend, wat uiteindelijk de marktpositie van beide bedreigt. Om het tij te keren wordt aangestuurd op een fusie (een verstandshuwelijk), dat door de directeuren Toon Welling sr. en Ben Wilmink (LIMCO) niet echt wordt omarmd. Hoewel de nieuwe situatie zorgt voor een volgende schaalvergroting is van synergie geen enkele sprake. “Vanaf januari 1965 gingen we samen verder onder de naam COVECO.
Het hoofdkantoor lag in Arnhem. De organisatie werd ineens veel groter, met fabrieken en leveranciers in alle uithoeken van het land. Het overzicht viel weg, de werkdruk nam toe en er was behoefte aan structuur.”
Volgens meerdere oudgedienden vormt het feit dat de onderneming nooit volledig onafhankelijk is geweest, het grootste obstakel op weg naar succes. “Er moest altijd verantwoording worden afgelegd aan het bestuur van de boerenorganisatie, dat geen inzicht had in de fabriek. De boeren hadden andere prioriteiten, wilden varkens vet-mesten en verkopen. Zij hadden geen bedrijfsbelang”, aldus de betrokken medewerker die toch eieren voor zijn geld kiest en eind jaren zeventig COVECO verlaat.
Een wankele positie
Ondanks de vele risico’s in de vleeswarensector en zowel interne als externe strubbelingen weet de onderneming – zij het met een wankele positie – te overleven. In de tweede helft van 1980 raakt de continuïteit in groot gevaar. De leiding verliest de grip volledig en de bedrijfsresultaten lopen zienderogen achteruit. COVECO wordt stuurloos.
De organisatie telt op dat moment 400 medewerkers en hen wacht een ingrijpende reorganisatie. Er wordt gesaneerd en geïnvesteerd, waardoor een faillissement op het nippertje kan worden voorkomen.
Als de rust is teruggekeerd verhuist de Weerter locatie voor de laatste keer naar een nieuw pand op industrieterrein De Kempen. De nieuwbouw wordt rond 1990 in gebruik genomen. Vijf jaar later (op 7 juli 1995) volgt ‘een historisch moment in de vleeswereld’, wanneer de gebroeders Helmer de fusie aankondigen van de drie grote Nederlandse vleesbedrijven tot DUMECO, afkorting voor Dutch United Meat Company.
Frisse wind
Opvallend is dat helemaal niemand van COVECO (voor 39,5 procent aandeelhouder DUMECO) in de nieuwe bedrijfstop is vertegenwoordigd. “Er waaide een frisse wind door de onderneming en op verzoek van Paul Helmer ben ik in 1997 teruggekomen als bedrijfsleider in Weert. Terug op de plek waar ik als zestienjarige knul begon”, zegt Bèr enigszins melancholisch. Wanneer hij zestig jaar wordt, kan hij gebruik maken van de VUT-regeling. “Als pensionado reisde ik nog regelmatig in opdracht van het Ministerie van Landbouw naar Europese collega-vleesverwerkers om advies te geven en keuringen te verzorgen. In 2001 heb ik definitief afscheid genomen van ‘de Limco’. De sluiting van het bedrijf in 2005 heb ik zelf gelukkig dus niet meegemaakt.”
Bron: naslagwerk vijftig jaar Limburgse Land- en Tuinbouw