Zijne Majesteit Koning Willem-Alexander heeft besloten het Recht tot het voeren van het Koninklijk Wapen “Bij Koninklijke Beschikking Hofleverancier” te verlenen aan Jos Poell Verkoopmaatschappij B.V. bij gelegenheid van de viering van het 175-jarig bestaan van dit bedrijf. Gouverneur Theo Bovens overhandigde vandaag de oorkonde die bij dit Predicaat hoort aan de directie van deze onderneming.
Gouverneur Bovens: “Al 175 jaar lang bakt Jos Poell die producten, die het leven lekkerder maken. Door al die jaren heen wisten het smakelijke beschuit, en later de toast en de pasteitjes hun weg over zo’n beetje heel de wereld te vinden. Hier, vanuit het Limburgse Weert. En net zoals Limburg in 175 jaar uitgroeide tot een Nederlandse top-provincie; groeide Jos Poell uit tot een Nederlands top-bedrijf.
En daarvoor mag ik hier vandaag – als Commissaris van de Koning – de erkenning van het hof uit Den Haag komen aanbieden. Een erkenning in de vorm van het recht voor Jos Poell Verkoopmaatschappij B.V. voortaan het Koninklijk Wapen te mogen voeren. Dat het koninklijke wapenschild in zijn volle glorie mag gaan schitteren aan de gevel. Wellicht voor nog eens 175 jaar! Proficiat!.”
De richtlijnen om in aanmerking te komen voor het mogen voeren van het Predicaat ‘Hofleverancier’ vereisen onder meer dat de onderneming minimaal 100 jaar bestaat en in de branche of bedrijfstak een eerste of vooraanstaande plaats in de regio inneemt.
Jan Josef Arnold Poell was in 1840 de grondlegger van de onderneming. Hij vestigt zich in dat jaar in Weert en begint een fabriek onder de naam ‘Weerter Beschuitfabriek Jos Poell’. Door de jaren heen hebben telgen van vijf generaties Poell het bedrijf geleid. Sinds 2007 is de leiding van de onderneming niet meer in handen van de familie Poell.
Jos Poell behoort tot een van de twee nog overgebleven traditionele toastbakkers in Nederland. Het is een toonaangevend bedrijf met grote naamsbekendheid in binnen- en buitenland.
De firma Jos Poell is de derde onderneming in de gemeente Weert die de titel ‘Hofleverancier’ mag voeren.