In Nederland bekijken we elk landbouwdossier steevast door een nationale bril. Stikstof, ruimte, water, mest, arbeid: voor alles zetten we de meetlat van ruim 18 miljoen inwoners naast een oppervlak van zo’n 40 duizend vierkante kilometer. Pas wanneer het om ‘voedselzekerheid’ gaat, verschuift de lens plotseling naar Europees formaat. Dat selectief wisselen van perspectief trekt de verhoudingen scheef én belemmert een goed gesprek over de toekomst.
Bij iedere discussie over de omvang van de Nederlandse land- en tuinbouw is de reactie: ‘Maar we exporteren toch zoveel?’ Dit argument gaat voorbij aan de realiteit dat het grootste deel van onze ‘export’ binnen de grenzen van de Europese Unie blijft. Een vracht paprika’s die van Venlo naar Düsseldorf rijdt, is in de statistiek een buitenlandse exportstroom, maar feitelijk leveren we voedsel aan onze eigen interne markt van 450 miljoen consumenten.
Je kunt uitdagingen niet nationaal of Europees aanvliegen, al naar gelang dat in je narratief past. Nederland is niet een luchthaven die het bord ‘gesloten voor buitenlandse vluchten’ omhoog hijst zodra dat in de discussie goed uitkomt. Zolang we alleen onze eigen terminal zien, vergeten we dat de start- en landingsbanen doorlopen tot voorbij de nationale hekken. Het is zinloos om de interne Europese markt te behandelen alsof het om verre export gaat, zeker voor Limburg.
Laten we daarom het verhaal omdraaien en niet meer kijken naar kale exportcijfers, maar naar hoe we als EU samen de productiekracht, innovatie en logistiek benutten die hier al decennia aanwezig zijn. Wie die kracht vernauwt tot de landsgrenzen, zadelt collega-lidstaten op met tekorten én zet onze eigen ondernemers buitenspel.
Kortom: denk Europees, handel Europees en reken Europees. Dan verandert ‘export’ in burenservice, worden nationale knelpunten gedeelde oplossingen en houdt Nederland zijn positie in de productie van gezond, duurzaam, veilig en betaalbaar voedsel.
Bas Boots
Directeur Limburgse Land- en Tuinbouwbond