April doet wat hij wil. Die uitspraak klopt in ieder geval als het gaat over minister Faber en haar weigering tot ondertekening van de voordracht van Koninklijke onderscheidingen voor vrijwilligers. Maar daar ga ik het nu verder niet meer over hebben.

Over de Koninklijke onderscheidingen wil ik het wel graag hebben. Wat mij betreft is dit één van de mooiste tradities die wij in Nederland kennen. Jaarlijks mag ik namens Zijne Majesteit de Koning een aantal Weertenaren bijzonder in het zonnetje zetten. Dat zijn stuk voor stuk mensen die zich langdurig als vrijwilliger verdienstelijk hebben ingezet voor de samenleving.

Dat zijn ook stuk voor stuk inwoners waar de samenleving op kan bouwen. Dankzij hun maatschappelijke inzet kunnen tal van initiatieven doorgang vinden. Zonder inzet van deze vrijwilligers zijn veel verengingen, instanties, verzorgingstehuizen etc. ten dode opgeschreven.

U zult zich nu afvragen waarom ik dit pleidooi hier in het Zakenblad beschrijf.

Dat wil ik u graag uitleggen. Zoals hierboven al beschreven wordt een Koninklijke onderscheiding uitgereikt aan mensen die zich voor lange tijd inzetten ten bate van de samenleving. In de periode dat mensen soms al met 55 jaar met pensioen gingen, speelde men zich al snel in de samenleving in de kijker. Nu de meeste mensen ‘gewoon’ tot 67 jaar moeten werken, doe ik ook een beroep op werkgevers om voor medewerkers waarvan bekend is dat zij zich naast hun werk ook vrijwillig inzetten, een Koninklijke Onderscheiding aan te vragen. Zo houden we de traditie in stand, maar nog veel belangrijker, we geven waardering aan de mensen die dit ook verdienen!

Raymond Vlecken
Burgemeester van Weert