Aloys Heijmans. Fotografie: Irene van Wel

In deze rubriek gaan we op zoek naar verhalen uit het industriële verleden. Dit keer Handel Maatschappij J. Heijmans, opgericht door de vader van Aloys Heijmans. Aan de Uilenweg in Weert werd in de hoogtijdagen tot 250 ton varkensvlees per week verwerkt voor de internationale markt. De uitsnijderij en bijbehorende kantoren gingen in 2005 tegen de vlakte. Maar het familiebedrijf leeft voort: de derde generatie zet met succes het anderhalve kilometer verderop gelegen Vrieshuis Weert voort.

Tekst: Wesley Hegge

Zijn vader Jules kon het niet loslaten. Tot een jaar voor zijn overlijden op 88-jarige leeftijd bleef hij actief betrokken bij het bedrijf. “Het getuigt van een enorme betrokkenheid”, zegt zijn zoon Aloys. “Wat ik ervan vind dat hij zo lang is doorgegaan? Dat draag ik mee in mijn hart.”

Betrokken
De betrokkenheid is altijd groot geweest. Dat gold voor oprichter Jules, maar zeker ook voor Aloys. Naast zijn werk als directeur/eigenaar van Handel Maatschappij J. Heijmans was Aloys 25 jaar voorzitter van de Sectie Vleesverdeling & Handel van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV). “Daardoor volgde ik de ontwikkelingen binnen het vakgebied op de voet. Juist als relatief klein bedrijf was het belangrijk om te weten wat er in de toekomst te gebeuren stond. Bijvoorbeeld wat het ministerie van Landbouw en de voormalige EEG in Brussel van plan waren, zodat je op de ontwikkelingen kon inspelen.”

Net als in veel sectoren volgden de veranderingen in de vleessector zich in rap tempo op. “Het familiebedrijf werd opgericht toen Weert nog een kleine agrarische gemeenschap was met slechts 15.000 inwoners. De gemeenschap bestond grotendeels uit kleine boeren die allemaal wat varkens en runderen hadden. De boeren lieten hun vee in die tijd slachten bij de coöperatieve slachterij Limco.”

Jules begon zijn loopbaan bij de Limco, gevestigd aan de Parallelweg in Weert. “Hij klom op van inkoper tot procuratie-houder. De Limco exporteerde het vlees naar België en Frankrijk. Tijdens één van zijn zakenreizen ontmoette Jules zijn toekomstige compagnons. Dat waren drie broers uit Brussel. Zij vroegen of hij hun zaken in Nederland kon behartigen.”

Oprichting
Zodoende was Handel Maatschappij J. Heijmans in 1956 een feit. “Met zowel levende als geslachte varkens waren de handelsactiviteiten erg breed. De geslachte varkens kocht Jules in het begin gewoon bij zijn oude werkgever. Zijn grote kracht was om het vlees met eigen vrachtwagens direct af te leveren waar het nodig was. Hierdoor trok hij veel handel naar zich toe.”

In een pand aan de Langstraat werd, zoals het toendertijd ging, met papier en telefoon inkoop en verkoop gedaan. In 1964 werd het bedrijf op de Uilenweg gerealiseerd: uitsnijderijen, koelcellen, een grote vriescel, kantoren en kantine. “Langzaam groeide de productie. Op een gegeven moment verwerkten we per week tussen de 200 en 250 ton varkensvlees. Het vlees kwam dagelijks binnen en moest snel vers weer de deur uit. Aangezien de producten niet allemaal direct naar de afnemers konden doorstromen, bood de vriescel uitkomst. Het werd door ons verpakt zodat het makkelijk gedistribueerd kon worden in koel- of vrieswagens.”

Aanvankelijk werd vooral naar België en Frankrijk geëxporteerd, geslachte en levende varkens en zeugen. Maar al vlug kwam daar Duitsland bij, waar men het gemunt had op het mager buikspek (geräucherter speck), ribspek en varkenskoppen, waarvan het vlees in de Duitse vleeswaren verdween. “Toen wij in 1964 onze uitsnijderij aan de Uilenweg openden, werd de ham onze specialiteit. Gesneden van onze Nederlandse ham, naar de gevraagde Italiaanse en Franse kookham. Daarna volgden de parmaham en voor Spanje de serranoham.”

Vrieshuis
Bij de vleesbewerking bleef veel restvlees over zoals staartjes, staartkluif en pootjes. Die producten gingen naar de destructor, maar dat was zonde van het product. Gelukkig kwamen er exportmogelijkheden bij. Want in werelddelen als Azië en Afrika worden zulke producten als lekkernijen gezien.

Anderhalve kilometer verderop, aan Haveneind, verrees in 1978 Vrieshuis Weert. “Daar werden dit soort producten opgeslagen. Het Vrieshuis is overigens nog altijd in bedrijf. In 2009 hebben mijn oudste dochter Fabianne en haar man Paul Kollée het offi cieel overgenomen. Dagelijks worden er vleesproducten ingepakt die vervolgens in de shocktunnel worden ingevroren. Via zeecontainers gaat het vlees op afroep de wereld over. Ik ben er trots op dat de derde generatie het werk uitstekend weet voort te zetten.”

Einde locatie Uilenweg
Vrieshuis Weert is het enige onderdeel van het familiebedrijf dat is overgebleven. “Mijn vader kocht begin jaren tachtig de aandelen van zijn Belgische compagnons. Ik had mijn vader beloofd om door te gaan tot mijn pensionering en het bedrijf voor die tijd te verkopen aan een groot concern.” Uiteindelijk bleef Aloys als gevolg van mislukte overnamegesprekken langer werken dan voorgenomen. “Ik was in 1997 in onderhandeling met Dumeco (toentertijd vestigingen in Boxtel en Weert) om Handel Maatschappij J. Heijmans over te laten nemen. Dumeco had interesse in beide locaties. Helaas brak een jaar later de varkenspest uit. Met alle gevolgen van dien. Bij Dumeco besloten ze om hun vestiging in Weert te sluiten en niet door te gaan met de overnamegesprekken.”

Vanwege de nasleep van de varkenspest lukte het Aloys niet een andere overnamekandidaat te vinden. “Op den duur meldde het Bouwfonds (voorheen Bouwfonds Nederlandse Gemeenten) zich. Die toonde interesse in de grond waarop het bedrijvencomplex gebouwd was. Het Bouwfonds heeft het dan ook uiteindelijk overgenomen. Ik kijk terug op een nette afwikkeling. Alle medewerkers hebben een bonus meegekregen, afhankelijk van het aantal dienstjaren.”

Kennis
Nog altijd als Aloys door de Uilenweg rijdt, krijgt hij een beetje buikpijn. “Het blijft een bijzondere plek. Daar heb ik toch veertig jaar mijn best gedaan. Ik kijk terug op een bewogen carrière. Het leuke is dat ik eigenlijk de opleiding Lichamelijk Opvoeding in Vught wilde doen. Ik kwam in maart 1959 uit dienst. In september van dat jaar zou ik starten met de opleiding. In de tussentijd ben ik pro forma in dienst gekomen bij mijn vader. Ik vond het vak zo interessant, dat ik nooit meer naar Vught ben gegaan.”

Wel deed hij een opleiding om in aanmerking te komen om te exporteren in zowel varkens, runderen, schapen als kalveren. “Ik moest bijvoorbeeld de ingewanden van een varken uit mijn hoofd leren zodat ik een exportvergunning kreeg om darmen te mogen verkopen. Gedurende mijn loopbaan heb ik mijn kennis altijd op peil gehouden. Als voorzitter van de Sectie Vleesverdeling & Handel van de COV was ik altijd op de hoogte van wat gaande was in de sector.”