Afgelopen zondag bereikte oud-burgemeester Jo Matti de eerbiedwaardige leeftijd van 90 jaar. Johannes Leo (Jo) Matti (Kerkrade, 10 april 1926) is een Nederlands politicus van het CDA.
Nadat hij aan Rolduc in 1946 zijn diploma gymnasium behaalde studeerde hij tot 1951 rechten aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daarna ging hij werken bij de gemeente Kerkrade. In 1957 maakte hij de overstap naar de gemeente Den Haag waar hij waarnemend-kabinetchef van burgemeester Kolfschoten was. In april 1961 werd hij commies-griffier bij de Tweede Kamer. Eind 1967 keerde hij terug naar Limburg waar hij ging werken als griffier van de provincie. In maart 1979 werd Matti benoemd tot burgemeester van Weert wat hij tot zijn pensionering in mei 1991 zou blijven.
Tijdens een enorm druk bezochte receptie op 20 april 1991 nemen niet alleen de gemeenteraad en wethouders van Weert afscheid van burgemeester Jo Matti. Vele (oud-)collega’s, verenigingen, maatschappelijk organisaties en het bedrijfsleven schudden de scheidende burgemeester de hand in de zaal van het Munttheater.
Een belangrijke mijlpaal in zijn carrière was de opening van het nieuwe stadhuis aan de Beekstraat. In 1982 ontving de burgervader Koningin Beatrix en prins Claus. Hij droeg de jumelage met de Belgische stad St.-Truiden een warm hart toe. Naast zijn functie als burgemeester bekleedde Jo Matti diverse nevenfuncties zoals beschermheer van de stedelijke harmonie St.-Antonius en had hij zitting in het erecomité van het Weerter Mannenkoor. Tijdens de vastelaovundjperiode droeg hij jaarlijks de eretitel ‘opper-Rogstaeker’.
Landelijk was hij onder meer betrokken als vice-voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voorafgaande aan de receptie was er een buitengewone vergadering van de gemeenteraad van Weert. Tijdens deze bijeenkomst werd aan Jo Matti de Erepenning van Verdiensten van de stad Weert uitgereikt. Ook was hij tot voor kort lid van Rotary Club Weert, hiervan was hij voorzitter in de periode 1993-1994. Hij werd door de Rotary in 2013 onderscheiden met de eretitel Paul Harris Fellow.